De Bossche School is een verzamelnaam voor een geheel van ideeën aangaande architectuur, stedenbouw, meubilair, etc., waar het gedachtegoed van de Benedictijner monnik Dom Hans van der Laan aan ten grondslag ligt. In de beslotenheid van het klooster wijdde hij zich aan een speurtocht naar de grondslagen van de architectuur. Hierbij ontdekte hij de beginselen voor de verhoudingenleer die later ‘het plastische getal’ zou worden genoemd. Dit is een ordening en maatverhoudingen-stelsel zowel in de natuur als in vele architectuurstromingen in de klassieke oudheid van diverse culturen. Het bouwen is in feite het ontnemen en verbijzonderen van een stukje natuur om de mens fysiek te beschermen met wanden, vloeren en daken; het op deze wijze expressief maken van dat omhulsel met openingen in de juiste afmetingen is architectuur. Dit geldt voor de dikte, de lengte en de breedte van de diverse onderdelen als zodanig maar ook ten opzichte van elkaar. Omdat vanaf 1946 in Den Bosch de cursus over deze vernieuwende architectuur werd gegeven, ontstond de benaming Bossche School. Deze cursus was bedoeld om de naoorlogse kerkenbouw te ondersteunen en heeft twee generaties architecten opgeleverd.